Dyspraxie

Wat is dyspraxie en hoe manifesteert dyspraxie zich?

Dyspraxie kenmerkt zich door een veelheid aan symptomen en een scala aan gevolgen voor de dagelijkse schoolpraktijk en het persoonlijk leven.

Wat is dyspraxie?

Dyspraxie is een stoornis bij het correct verwerken van informatie. Dit leidt tot moeilijkheden bij de motoriek en motorische vaardigheden. Bijvoorbeeld bij het uitvoeren van een taak waarvoor oefening nodig is of bij acties die niet in de hersens zijn geprogrammeerd. Zuigen en wandelen zijn voorbeelden van geprogrammeerde acties. Het schillen van een sinaasappel, het aantrekken van een jas en het papiertje van een snoepje halen zijn dat niet. Vaak gaat dyspraxie samen met problemen met de spraak, taal, waarnemen, denken en gevoelige tastzin. Verondersteld wordt dat dyspraxie veroorzaakt wordt door onvolgroeidheid of vertraging in de ontwikkeling van neuronen en bij ongeveer 2% van de bevolking zichtbaar is. Sommigen schatten het aandeel op 10%.

Waarom zoveel namen voor één aandoening?

In het verleden is dyspraxie ook aangeduid als MBD (minimal brain dysfunction, minimal brain damage). Het niet eenvoudig om de diagnose 'ontwikkelingsdyspraxie' te stellen. Sommigen vertonen alle symptomen, maar hebben geen moeilijkheden met hun motoriek. Elk kind/volwassene is verschillend en zal een combinatie hebben van verschillende vaardigheden en beperkingen. Een uitgebreide test is altijd nodig. De navolgende informatie geeft hopelijk meer uitleg bij de problemen die mensen met ontwikkelingsdyspraxie tegenkomen.

De symptomen

Mensen met dyspraxie vertonen sommige van de volgende symptomen, anderen hebben een niet specifieke coördinatie stoornis (Developmental Co-ordination Disorder, DCD) en hebben ook een aantal kenmerken, maar geen problemen met de motoriek. Weinig mensen vertonen alle symptomen of beperkingen.

Planning

Het onvermogen om taken te plannen en uit te voeren. Elke nieuwe taak moet worden geleerd en herhaald tot het een automatisme is (automatiseren).

Organiseren en ordenen

Problemen met de volgorde. Wat is het eerst, wat in het midden en wat het laatst? Gedachten moeten georganiseerd worden tot acties en daardoor zijn er ook problemen met het uitvoeren van taken. Wat trek je bij het aankleden bijvoorbeeld als eerste aan? Het probleem treedt ook op bij het vertellen van een verhaal, waarbij begin, midden en einde verward worden.

Fijne motoriek

Problemen met schrijven, tekenen, spelen met lego, het maken van legpuzzels, schoenen vastmaken, weinig houvast hebben.

Grove motoriek

Fietsen, het gooien en vangen van een bal, huppelen of het in een rechte lijn lopen zijn voorbeelden van problemen met de grove motoriek. Vaak hebben ze laat leren lopen en hebben ze als baby niet gekropen. Het evenwichtsgevoel is niet optimaal. Ook kunnen ze te angstig of juist gevaarlijk genoeg niet angstig zijn, bijvoorbeeld voor hoogtes.

Ruimtelijk bewustzijn

Dit betreft een beperking in het besef waar je je bevind in de relatie tot je omgeving: waar is de deur, hoe ver is een aankomende auto? Een kind met een beperkt ruimtelijk bewustzijn wil altijd vooraan of achteraan staan, maar nooit in het midden. In het midden 'verdwaalt' het, weet het niet waar het is. Sommigen slaan van zich af als iemand te dichtbij komt.

Bewustzijn van het eigen lichaam

Het gebrek aan bewustzijn van de verschillende lichaamsdelen of dat het lichaam twee kanten heeft. Een jong kind dat een tekening van een persoon maakt, plaatst alle ledematen en gezichtskenmerken, maar niet in perspectief. Pas als ze kijken weten ze waar ze zijn aangeraakt, ze zijn langzaam bij het leren van namen van de verschillende lichaamsdelen. Het ontbreken van het besef dat het lijf twee kanten heeft vertaalt zich naar het late keuze van de dominante hand, moeilijkheden met schrijven etc.

Gevoelige tastzin

De wereld draait om voelen. Kinderen leren door voelen om vormen en weefsels enz. te herkennen. Problemen met de tastzin uiten zich op veel manieren. Een lichte aanraking wordt als pijnlijk afgeweerd, en harde, ruwe aanrakingen zijn welkom. Nagels knippen, haar borstelen, pleisters en de douche zijn pijnlijk. Dergelijke problemen leiden tot moeilijkheden in de klas. De aanwezigheid in een menigte kan beangstigend zijn, kleren zijn oncomfortabel en veroorzaken onrustig gedrag. Het kind kan vernielzuchtig zijn. Dezelfde problemen kunnen ook het eetgedrag beïnvloeden, omdat sommigen bepaalde voedselstructuren vermijden of verlangen naar pittig gekruid eten.

Concentratie

Sommige kinderen kunnen zich maar kort concentreren. Met het groter groeien wordt deze tijd wel langer. Sommigen kunnen zich maar enkele minuten concentreren, terwijl anderen dit een uur volhouden. Om het beste uit een kind te halen moet elke inspanning zich beperken binnen die tijdsduur. Daarna moet er minder worden verwacht.

Aandachtproblemen

Velen zoeken aandacht. Ze verlangen naar aandacht als 'moeder' aan de telefoon zit of naar de nieuwe baby kijkt. Bij sommigen is het moeilijk om hun aandacht te trekken, of andere gaan te veel op in wat ze doen. Problemen op het gebied van aandacht kunnen verband hebben met het gebrekkige waarnemingsvermogen van het kind. Het reageert op alle visuele en auditieve prikkels en kan niet deze niet onderscheiden. Als er te veel problemen met de aandacht zijn dan is een test nodig om oorzaken als ADD of ADHD uit te sluiten. Soms wordt foutief verondersteld dat er sprake is van ADHD terwijl dyspraxie of DCD de echte oorzaak van de aandachtsproblemen is.

Emoties

Vaak zijn kinderen met dyspraxie onvolwassen en worden emoties overdreven. Deze kinderen vergeven niet snel en zijn vaak wispelturig. Sommigen zijn vaak overdreven liefhebbend, sommigen kunnen een intense hekel aan je hebben na een slecht bevallen eerste kennismaking.

Gedrag

Het gedrag is ook onvolwassen. Sommigen weten niet welk gedrag van ze wordt verwacht, of misdragen zich door problemen met tijd, de tastzin of het ruimtelijke bewustzijn. Een kind dat onzeker is waar hij is, kan snel geïrriteerd raken als anderen te dichtbij komen. Anderen zoeken vergelding lang nadat er iets vervelends gebeurd is. Soms is het gedrag te wijten aan frustratie. Een kind dat een dag hard gewerkt heeft zonder dat er goed werk is geleverd en dat heeft moeten zwoegen om de leeftijdsgenoten bij te houden komt thuis met driftbuien of lijkt onredelijk. Ouders staan hun kinderen het meest nabij ondergaan vaak scheldpartijen of zelfs slaan. Deze kinderen doen alleen anderen zeer als zij zich op hun gemak voelen en veranderen in het onrijpe, gefrustreerde kind in huis. Sommige kinderen willen niet genegeerd worden en worden de clown van de klas.

Fobieën en obsessies

Velen hebben last van fobieën en obsessies. Sommigen zijn relatief logisch, zoals angst voor bepaalde harde geluiden zoals ballonnen, treinstations. Of ze zijn bang om alleen te zijn, doordat ze een gebrekkig waarnemingsvermogen hebben. Sommigen houden niet van veranderingen in routines of zelfs niet van veranderingen van de opstelling van meubels.

Spraak en taal

Spraak wordt soms langzaam aangeleerd, sommige klanken moeten worden aangeleerd omdat er een gebrek aan coördinatie van de mondbewegingen is (verbale ontwikkelingsdyspraxie) Sommigen hebben geen besef van volume, en schreeuwen. Er is een neiging tot het enkele keren herhalen van wat al is gezegd omdat woorden worden verhaspeld. Ontastbare woorden als op/onder/in/over worden soms laat begrepen, net als gevoelens en emoties. Vaak hadden deze kinderen eerdere eetproblemen en/of kwijlden heel erg. Sommigen hebben een lijmoor gehad.

Waarneming

Hoe nemen we de wereld om ons heen waar, grootte, snelheid, vorm, kleur en tijd? We weten op het gehoor waar een vliegtuig in de lucht zit door het geluid. We leren begrippen als morgen, middag en avond eerder door tijdsbesef dan door klokkijken. Jonge kinderen zijn zich vaak niet bewust van ochtend en avond, en leren de dagen van de week maar langzaam. Tieners kunnen de maanden van het jaar niet opzeggen. Weten hoe laat het is, is een andere moeilijkheid, net als omgaan met geld. Velen hebben problemen om de weg te vinden. Zelfs op een kleine school kan het lang duren eer het kind gewend is en sommigen leren nooit de weg in een groot schoolgebouw. Deze kinderen moeten zelfs in een veilige omgeving in de gaten worden gehouden. Als je uit hun gezichtsveld raakt (of als je ze zelf niet meer ziet) zijn ze snel verdwaald.

Slechte oog-handcoördinatie

Het kan moeilijk zijn om een beweging met de ogen te volgen. Een buitensporige hoofdbeweging wordt gebruikt. Ze kunnen niet snel van het ene naar het andere object kijken, bijvoorbeeld van een boek naar het schoolbord.

Leerproblemen

Bij enkelen is het enige dyspraxie probleem dat ze hebben, een probleem met schrijven. Anderen hebben leesproblemen als gevolg van dyslexie of slechte oog-hand coördinatie. Anderen hebben problemen met rekenen (dyscalculie), of lezen alleen mechanisch, zonder te begrijpen wat ze lezen (hyperlexie). Als kinderen dyspraxie gerelateerde moeilijkheden hebben zoals problemen met waarnemen, de tastzin of ruimtelijk bewustzijn, dan ligt de aanwezigheid van leerproblemen voor de hand. Dyspraxie and DCD beïnvloeden een grote groep mensen, dus er zijn mensen met 'talenten' en er zijn mensen die 'langzaam' zijn. De meerderheid heeft een gemiddelde intelligentie, maar heeft een probleem om dit uit te drukken in taal of schrijven.

Handschrift

Problemen met de motoriek en de coördinatie = schrijfproblemen. Het handschrift kan slechter worden als het kind groter wordt, omdat het dan sneller gaat denken en dan sneller probeert te schrijven. Sommige oudere kinderen hebben de kunst van het schrijven overwonnen, maar hun handschrift is vaak klein of neigt naar krassen en wordt met veel energie geproduceerd. Alle inspanning gaat naar het schrijven, en de inhoud van het werk leidt hieronder. Velen hebben ook zwakke spieren, houden hun pen te stevig vast en dan kan schrijven pijnlijk zijn. Sommige leerkrachten hebben veel energie in schrijflessen gestoken, om vervolgens tot de conclusie te komen dat dit de situatie heeft verslechterd.

Geheugen

Het korte termijn geheugen functioneert niet zo goed. Ze vergeten wat ze 's morgens hebben gedaan. Het lange termijn geheugen is uitstekend, in het bijzonder voor triviale gebeurtenissen.

De toekomst

Er wordt gezegd dat kinderen over de problemen heen groeien, maar recent onderzoek toont aan dat dit niet zo is. Velen verbeteren naar mate ze groter groeien, leren strategieën om er mee om te gaan, leren vermijdingstechnieken of specifieke vaardigheden. Bijvoorbeeld het leren fietsen. Dit betekent niet dat de coördinatie is verbeterd, als een kind met dyspraxie leert fietsen. Het heeft alleen één vaardigheid geleerd.

Pubertijd

Tegen de tijd dat het kind een tiener wordt, wordt het bewust van zijn/haar handicap. Vaak gaan het zich afzetten en de handicap ontkennen. Thuis is het kind vaak net zo onvolwassen als altijd, maar op school nemen de frustraties vaker toe. Oppervlakkig gezien lijken ze gelukkig, maar ze doen constant moeite om 'normaal' te lijken. Ze hebben hoge verwachtingen van zichzelf en willen niet falen. Ze leggen zichzelf dus een zeer grote druk op. Een kleine minderheid met beperkte moeilijkheden verlangt vriendschap tegen elke prijs. Dit zijn diegenen die zich aansluiten bij straatbendes en kunne belanden in de kleine criminaliteit. De meerderheid dreigt zich steeds verdere terug te trekken van schoolactiviteiten en worden eenzaam.

Volwassenen

Bij de meeste volwassenen is nooit een diagnose gesteld. En van hen wordt nog steeds veel geleerd over dyspraxie. Enkelen kunnen autorijden, blijven werken of een gezin opvoeden, maar dat is niet eenvoudig. Ze klagen dat ze in hun familieomgeving verdwalen, hebben moeite met organiseren en hebben moeite om zichzelf goed te verzorgen. Haar borstelen is lastig, veel vrouwen kunnen geen make up opdoen, terwijl voor mannen scheren moeilijk kan zijn. Een gezin opvoeden is moeilijk en een ondersteunende partner is nodig.